EUCHARISTISCHE WONDEREN

De Kerk heeft een lange geschiedenis van eucharistische wonderen. De kerkelijke traditie kent er meer dan 130. Door de hele kerkgeschiedenis heen heeft God steeds weer eucharistische wonderen gedaan als een letterlijk bewijs, dat Hij werkelijk onder ons woont om ons geloof te sterken.

Het beroemdste wonder is waarschijnlijk dat van Lanciano, een klein dorpje, niet ver van het beroemde Mariaheiligdom van Loreto. Ook in ons land, in Amsterdam, heeft er in 1345 een eucharistisch wonder plaatsgevonden.

De hieronder beschreven wonderen bewijzen, dat bij het door de priester uitspreken van Jezus'  woorden bij het Laatste Avondmaal, het brood en de  wijn blijvend veranderen in het Lichaam en Bloed van Jezus.

De onderstaand beschreven wonderen zijn bijzonder, omdat het zichtbare tekenen zijn van de Waarheid, die de Moederkerk van alle christenen steeds verkondigt.

Het Eucharistisch wonder van Lanciano
In de kerk van de HH. Legontianus en Domitianus in Lanciano (Italië) vierde een van de monniken van de orde der basilianen, die de zorg hadden voor deze kerk, de H. Mis. De priester-monnik twijfelde of de geconsacreerde hostie waarlijk in het Lichaam van onze Heer, en de wijn werkelijk in het Bloed van Jezus waren veranderd. In zijn goedheid kwam God de twijfelende priester door een wonder te hulp.

Volkomen onverwacht veranderden na de consecratiewoorden van de priester het brood plotseling in levend vlees en de wijn in bloed. Tot op de dag van vandaag wordt dit eucharistisch wonder in een kostbaar ostensorium (monstrans) van zilver en kristal vereerd.

Mgr. Perantoni, de aartsbisschop van Lanciano, drong in 1970 bij de plaatselijke franciscanen op een wetenschappelijk onderzoek aan. Zij wezen die taak toe aan een expert van internationale faam, prof. dr. O. Linioli. Als docent anatomie en weefselonderzoek, chemie en klinische microscopie was hij bij uitstek de daarvoor aangewezen persoon. Hij won het advies in van prof. R. Bertelli, voormalig hoogleraar weefselonderzoek aan de universiteit van Siena. Het onderzoek begon op 18 november 1970 en duurde tot februari 1971, waarna het in 1981 weer werd voortgezet.

In aanwezigheid van de aartsbisschop en verschillende getuigen nam prof. dr. Linioli van de vleesgeworden hostie twee partikels (kleine deeltjes)  voor laboratoriumonderzoek. Ook van het geronnen bloed nam hij partikels weg. Toen woog hij de vijf klompjes geronnen bloed; ze wogen samen 15,85 gram. Bij eerder onderzoek was gebleken, dat een van deze bloedklompjes evenveel woog als de overige vier samen. Met dit extra wonder had God willen tonen dat Jezus in een deel evenzeer aanwezig is als in de overige delen samen.

De experimenten van 1970 leidden echter niet tot dezelfde opmerkelijke uitkomst. De uitslag van het laboratoriumonderzoek is verbazingwekkend: het betreft hier echt mensenbloed en echt mensenvlees, die allebei tot de bloedgroep AB behoren. De verdeling van de in het bloed aanwezige eiwitten is zoals bij het bloedbeeld van normaal vers mensenbloed, d.w.z. als men de bloedklompjes met serum vloeibaar zou maken, zou het zo geïnjecteerd kunnen worden. Aangrijpend is dat het vlees van de hostie uit het hart van Jezus is genomen, want uit het onderzoek blijkt dat het om gestreept hartspierweefsel gaat van een ongeveer 30-jarige man die in doodsstrijd verkeert. Het microscopisch onderzoek kon voor de aard van de snede door het hartspierweefsel geen wetenschappelijke verklaring geven: "de snede kon niet door een mensenhand zijn aangebracht, noch met een scalpel, noch met laser, aangezien van het weefsel geen enkele cel beschadigd was. Daarbij komt nog het onverklaarbare feit dat na 1200 jaar zowel het vlees als het bloed nog steeds geen spoor van ontbinding vertonen. De eucharistische gedaanten waren zelfs niet geconserveerd en luchtdicht afgesloten. De natuurwetenschappelijke onderzoeken van dit eucharistische wonder waren door de eeuwen heen zowel voor gelovigen als ongelovigen een fascinerend bewijs voor de levende aanwezigheid van Jezus in de heilige Eucharistie. Bron: Bruno Sammaciccia (Das Eucharistische Wunder von Lanciano), Parisverlag Hauteville, CH 1977.

Het mirakel van Amsterdam
Het is 15 maart 1345, enkele dagen voor Palmzondag. Een stervende man in de Amsterdamse Kalverstraat heeft kort hiervoor het sacrament der zieken ontvangen, maar de man voelt zich zo ziek dat hij de hostie direct uitbraakt. Uit eerbied wordt hierna het braaksel met de heilige hostie in het vuur geworpen, maar het wonder wil, dat deze in het vuur blijft zweven. Een vrouw steekt hierop haar handen in het vuur en pakt de ongeschonden hostie. Ze brandt hierbij haar handen niet en legt de hostie in een kist naast de zieke.

De pastoor van de parochiekerk, de heilige Oude Kerk, wordt er al snel bijgehaald. Hij neemt de hostie mee naar de kerk, maar de volgende dag ligt de hostie tot ieders verbazing weer in de kist. De pastoor wordt er opnieuw bijgeroepen en hij neemt de hostie voor de tweede keer mee terug naar de kerk. Dit blijkt echter geen zin te hebben, want de volgende dag ligt de hostie opnieuw in de kist bij de zieke.

Nu de hostie zich tweemaal op wonderlijke wijze heeft verplaatst, begint men ervan overtuigd te raken dat God door dit wonder spreekt. De hostie wordt hierop in een plechtige optocht naar de Oude Kerk gebracht. Een jaar later verklaart bisschop Jan van Arkel de gebeurtenis officieel tot wonder. Weer een jaar later wordt er op de plek van het wonder een kerk gebouwd, de Heilige Stede. De gebeurtenis wordt lange tijd jaarlijks herdacht. Katholieken houden rond 15 maart een sacramentsprocessie door de Amsterdamse straten, maar hieraan komt in 1578 een einde als het bestuur van de stad overstapt op het gereformeerd geloof. In 1881 wordt de processie, ook wel Stille Omgang genoemd, weer in ere hersteld. In 2004 namen maar liefst 10.000 mensen eraan deel.

Het Eucharistisch wonder van Sokółka (Polen)
Hilversum, 16 oktober 2009. - Volgens een onderzoekscommissie van het aartsbisdom Białystok is er vorig jaar in het Oost-Poolse dorp Sokółka iets bijzonders gebeurd. Een op de grond gevallen hostie zou na enkele dagen veranderd zijn in hartweefsel. Medische specialisten bevestigden dit. De diocesane commissie heeft eergisteren de authenticiteit van deze gebeurtenis bekrachtigd. Vorig jaar liet een priester in Sokółka tijdens de communie per ongeluk een geconsacreerde hostie op de grond vallen. De hostie werd volgens kerkelijke richtlijnen in het met water gevulde vasculum (onderdeel van het liturgische vaatwerk) gelegd en apart bewaard totdat het in het water zou zijn opgelost.

Toen het vasculum na een paar dagen geopend werd, bleek het water rood te zijn gekleurd. De inhoud werd over het corporale (linnen doek waarop de hostie en de wijn worden geplaatst) uitgegoten. Nadat de vloeistof verdampt was, kwam er een stuk weefsel tevoorschijn. Dit weefsel werd door twee specialisten aan de geneeskundige universiteit van Białystok onderzocht. Onafhankelijk van elkaar kwamen de experts tot de conclusie dat het materiaal zeer sterk lijkt op hartweefsel.

De professoren Maria Sobaniec-Łotawska en Lech Chyczewski, verklaarden: "Het ter beoordeling toegestuurde materiaal, wijst, na beoordeling door twee onafhankelijke pathomorfologen, op hartspierweefsel. Dat blijkt tenminste in vergelijking met alle levende weefsels van een organisme." De diocesane onderzoekscommissie, in maart van dit jaar ingesteld door aartsbisschop Edward Ozorowski, bevestigde eergisteren de authenticiteit van het gebeuren. Zij verklaarde: "De gebeurtenis in Sokółka is niet in tegenspraak met de leer van de Kerk. Deze wordt daar eerder door bevestigd. De kerk belijdt dat het brood en de wijn na het uitspreken van de consecratiewoorden, door de macht van de heilige Geest, veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus. Deze gebeurtenis in Sokółka is een oproep aan de bedienaars om het Lichaam van de Heer met geloof en opmerkzaamheid uit te delen, en aan de gelovigen om Hem met eerbied te ontvangen. De onderzoeksdossiers worden aan de nuntiatuur in Warschau doorgestuurd en daarvandaan naar het Vaticaan.

Maak jouw eigen website met JouwWeb